Tolkien begrijpt het vreemde gevaar van deugd dat van het goede is afgesneden. Keer op keer toont hij zijn fundamentele overtuiging dat het kwaad veel meer op onze deugden jaagt dan onze ondeugden. Onze sterke punten en activa, of het nu intelligentie of moed, toewijding of loyaliteit of schoonheid, maar vooral gerechtigheid-ik heb ons afgewezen om degenen die dergelijke deugden missen te minachten, of anders om onze gaven te gebruiken voor onze eigen egoïstische doelen.
(Tolkien understands the odd danger posed by virtue cut off from the Good. Over and again, he demonstrates his fundamental conviction that evil preys upon our virtues far more than our vices. Our very strengths and assets-whether intelligence or bravery, diligence or loyalty or beauty, but especially righteousness-may dispose us either to scorn those who lack such virtues, or else to employ our gifts for our own selfish ends.)
Tolkien erkent de unieke risico's die gepaard gaan met het bezit van deugden die zijn losgekoppeld van een morele basis. Zijn werken illustreren vaak een diepgewortelde overtuiging dat het kwaad meer geneigd is om onze deugden te exploiteren dan onze tekortkomingen. Dit idee wordt gedurende zijn verhalen weerspiegeld en toont hoe eigenschappen zoals intelligentie, moed en loyaliteit individuen kunnen leiden als ze niet op zijn afgestemd wanneer ze niet zijn afgestemd op een hoger moreel doel.
Bovendien onthullen de personages van Tolkien vaak hoe deze geschenken, in plaats van onbaatzuchtig te worden gebruikt, kunnen leiden tot arrogantie of een misleidend gevoel van superioriteit over anderen. Dit suggereert dat zelfs de meest bewonderenswaardige kwaliteiten, zoals gerechtigheid, kunnen worden verdraaid om zelfzuchtige motieven of minachting te rechtvaardigen voor degenen die als minder deugdzaam worden beschouwd. Uiteindelijk dienen de inzichten van Tolkien als een waarschuwende herinnering aan de noodzaak van deugden om te worden geworteld in goedheid om morele corruptie te voorkomen.