New York was enorm strategisch belang tijdens de revolutionaire periode en diende als een kritische schakel tussen de noordelijke en zuidelijke koloniën. De geografische positie maakte het een essentiële hub voor handels- en militaire bewegingen, waardoor controle over belangrijke routes en toegangspunten over het continent mogelijk was.
De stad werd gezien als een toegangspoort, niet alleen voor Canada en de Grote Meren, maar ook voor verschillende inheemse landen. Deze centraliteit maakte het een centraal punt voor zowel koloniale als Britse troepen tijdens de onafhankelijkheidsstrijd, wat zijn rol benadrukt bij het vormgeven van de verloop van de Amerikaanse revolutie.