Whisky Nosers, zoals ze zichzelf noemden, schuwden wat ze zagen als de pretentiousheid van wijnvocabulaire. Terwijl oenofielen hun toevlucht namen tot bijvoeglijke naamwoorden, spraken whisky -nosers de taal van het dagelijks leven, het detecteren van hints van oud zeewier of zelfs dieselbrandstof.
(Whisky nosers, as they called themselves, eschewed what they saw as the pretentiousness of wine vocabulary. While oenophiles resorted to recondite adjectives, whisky nosers spoke the language of everyday life, detecting hints of stale seaweed, or even diesel fuel.)
whisky -nosers geven de voorkeur aan een eenvoudige benadering van het beschrijven van whisky, het verwerpen van de uitgebreide terminologie die vaak wordt gebruikt door wijnliefhebbers. Ze zijn er trots op toegankelijke taal te gebruiken om hun proefervaringen over te brengen, gericht op bekende geuren en smaken die mogelijk ongebruikelijke vergelijkingen omvatten, zoals oud zeewier of dieselbrandstof.
Met deze voorkeur voor eenvoud stelt whisky nosers hun ervaringen in staat om hun ervaringen te verbinden met het dagelijks leven, waardoor hun observaties zich meer herkenbaar aanvoelen. In tegenstelling tot het complexe en soms pretentieuze jargon van oenofielen, weerspiegelt hun terminologie authenticiteit en een nuchtere perspectief op whisky-proeverijen.