Waarom zou ik me zorgen maken over het ongedaan maken van een groot deel van de menselijke geschiedenis? Waarom zou ik me zorgen maken dat het erger zal zijn dan vergeten, dat het onbekend zal zijn? Waarom zou dat een misdaad lijken, als de hele menselijke geschiedenis slechts een oogwenk is vergeleken met de miljarden jaren dat de sterren hebben geschenen?
(Why should I worry about uncreating so much of human history? Why should I care that it will be worse than forgotten, that it will be unknown? Why should that seem to be a crime, when all of human history is an eyeblink compared to the billions of years the stars have shone?)
Het citaat weerspiegelt een diepe bezorgdheid over het uitwissen van de menselijke geschiedenis en de implicaties ervan. De auteur stelt vragen over de betekenis van het behoud van ons collectieve verleden, en suggereert dat het vergeten of negeren van de geschiedenis meer is dan alleen een verlies; het verandert fundamenteel ons begrip van onszelf. Het idee dat een dergelijke uitwissing als een misdaad zou kunnen worden beschouwd, spreekt van de waarde die wordt gehecht aan historische kennis en menselijke ervaringen als essentiële onderdelen van onze identiteit.
Bovendien onderstreept de vergelijking van de menselijke geschiedenis met de uitgestrekte tijd van het universum de vluchtige aard van ons bestaan. Hoewel er in kosmische termen miljarden jaren zijn verstreken, is onze geschiedenis, hoe kort ook, van enorm belang. Dit perspectief nodigt uit tot reflectie over de erfenis die we achterlaten en de verhalen die ons definiëren, waarbij wordt benadrukt dat zelfs in het grote plan van de eeuwigheid ons menselijke verhaal aandacht en eerbied verdient.