Zonder klachtbaarheid is er geen leven, of liever, er is iets dat er anders is dan het leven. In plaats daarvan, "er is een leven dat nooit zal zijn geleefd", "ondersteund door geen enkele opzicht, geen getuigenis en onbetwist wanneer verloren. De vrees van klachtbaarheid gaat vooraf aan en maakt de vrees van het precaire leven mogelijk. Klachtbaarheid gaat vooraf en maakt mogelijk de vrees van het levende wezen als levend, blootgesteld aan niet-leven vanaf het begin.
(Without grievability, there is no life, or, rather, there is something living that is other than life. Instead, "there is a life that will never have been lived," sustained by no regard, no testimony, and ungrieved when lost. The apprehension of grievability precedes and makes possible the apprehension of precarious life. Grievability precedes and makes possible the apprehension of the living being as living, exposed to non-life from the start.)
Judith Butler benadrukt het concept van klachten als essentieel voor het begrip van het leven zelf. Zonder het vermogen om te treuren, kan wat bestaat niet echt als leven worden beschouwd; In plaats daarvan wordt het slechts een bestaan zonder waarde. Het leven dat niet herkenbaar of erkend is, wordt gekenmerkt als nooit echt geleefd, wat aangeeft dat de erkenning van verlies en de capaciteit om te rouwen fundamenteel zijn voor ons begrip van het bestaan.
Butler betoogt dat het vermogen om te treuren een dieper begrip van wat het betekent om gevaarlijk te leven. Klachtbaarheid stelt ons in staat om een levend wezen als echt levend waar te nemen, met de nadruk op de inherente kwetsbaarheid die gepaard gaat met het bestaan. Vanaf het begin is het leven verweven met het potentieel voor verlies, en het herkennen van deze relatie is cruciaal voor het aanpakken van de waarde die wordt geplaatst op levens die vaak over het hoofd worden gezien of niet gewaardeerd.