In "The Big Money" onderzoekt John Dos Passos de grimmige kloof tussen verschillende sociale klassen in Amerika in de vroege 20e eeuw. Hij illustreert hoe rijkdom en macht zijn geconcentreerd in de handen van enkele, terwijl de meerderheid worstelt in armoede. Deze ongelijkheid is emblematisch voor de bredere maatschappelijke kwesties, als gevolg van het idee dat het land bijna als twee verschillende naties zou kunnen worden gezien: de ene welvarende en krachtige, de andere gemarginaliseerde en worstelen om te overleven.
Het verhaal legt de ambities en desillusies van verschillende personages vast en toont hoe het nastreven van de Amerikaanse droom vaak leidt tot verraad en wanhoop. Dos Passos bekritiseert het kapitalisme effectief en benadrukt hoe het niet in de behoeften van de arbeidersklasse dient. Deze dualiteit tussen de haves en de have-nots onderstreept een fundamentele spanning binnen de Amerikaanse identiteit, wat het sentiment weerspiegelt dat we inderdaad twee naties zijn.