En toen ik opkeek en je zag zoals je was, zonder opzichtig gewaad en zonder plechtige beker, had ik plotseling hoop. ''Ik zag je niet kijken,'' zei Mirasol. 'Ik wilde niet dat je het zag,' zei de Meester. 'En ik keek snel weg, omdat ik wist dat de hoop vals was. Ik wist – ik denk dat ik het wist – dat het niet echt om hoop ging, maar om naar jou kijken. En dus keek ik naar Horuld en naar zijn zwaard, en herinnerde mezelf eraan dat ze op het punt stonden mij te vermoorden.
(And when I looked up and saw you as you were, in no gaudy robes and bearing no solemn goblet - suddenly I had hope.''I did not see you looking,' said Mirasol.'I did no want you to see,' said the Master.'And I looked away quickly, because I knew the hope was false. I knew - I think I knew - that it was not really about hope, it was about looking at you. And so I looked at Horuld, and at his sword, and reminded myself that they were about to kill me.)
De passage belicht een moment van wanhoop vermengd met een vluchtig gevoel van hoop. De spreker, aanvankelijk opgetild door de aanblik van een andere persoon zonder pretentie, realiseert zich dat de hoop die zij voelden een illusie was. De Meester geeft toe dat hij niet gezien wil worden, wat duidt op een dieper gevoel van kwetsbaarheid en de lasten van verwachtingen die gepaard gaan met het bekleden van een positie van autoriteit. Dit moment onderstreept het belang van verbinding, maar ook de pijn van het onderkennen van de potentiële nutteloosheid ervan.
Mirasols reactie weerspiegelt een erkenning van dit gecompliceerde emotionele landschap. Het besef dat haar hoop gebaseerd was op een geïdealiseerde perceptie in plaats van op de werkelijkheid, brengt haar ertoe haar aandacht af te leiden naar meer directe problemen, zoals Horuld en de onmiddellijke dreiging die hij vormt. Deze verschuiving illustreert de strijd tussen het verlangen naar hoop en de hardheid van iemands omstandigheden, en omvat een aangrijpend thema van het verhaal waarin hoop verweven is met de erkenning van gevaar en realiteit.