In deze passage reflecteert het personage op haar intense emoties terwijl ze terugloopt naar haar busje. Ze wordt zich scherp bewust van haar eigen hartslag, wat een mix van angst en opwinding suggereert. Ondanks dat ze zich overweldigd voelt, herkent ze een eerder verborgen moed in zichzelf, vergelijkbaar met de diepte van water in een verlaten steengroeve, wat duidt op zijn uitgestrektheid en mysterie.
Dit moment benadrukt het thema van innerlijke kracht en veerkracht. De reis van het personage is niet alleen fysiek, maar ook een emotionele verkenning van waar moed kan worden gevonden, vaak onverwacht. De analogie van de steengroeve benadrukt de diepte van haar moed, wat suggereert dat het diepgaand en verrassend kan zijn, net onder het oppervlak liggen te wachten om ontdekt te worden.