Zodra Nicholas werd geboren, zwoer mijn moeder dat ze liever dat haar dochters Jehovah's getuigen of pooldansers worden zien worden voordat ze haar eerste kleinkind in kinderdagverblijf zag toen mijn zus weer aan het werk ging. Ik denk niet dat het oorspronkelijk het idee was van kinderdagverblijf dat niet goed bij haar zat, maar het feit dat daar, in een wieg, een frisse lei was, een brok klei waaraan kon worden gewerkt en gevormd in het perfecte kind dat haar de eerste keer was ontgaan met haar eigen dochters.
(As soon as Nicholas was born, my mother swore she'd rather see her daughters become Jehovah's Witnesses or pole dancers before she saw her first grandchild in daycare when my sister went back to work. I don't think it was originally the idea of daycare that didn't sit well with her but the fact that there, in a bassinet, was a fresh slate, a lump of clay that could be worked on and molded into the perfect child who had eluded her the first time around with her own daughters.)
In het fragment reflecteert de auteur over de sterke gevoelens van haar moeder over kinderopvang, met name kinderopvang. Na de geboorte van Nicholas uitte haar moeder een sterke afkeer van het idee om haar kleinkinderen naar kinderopvang te sturen, wat suggereert dat ze in plaats daarvan extreme alternatieven zou overwegen. Deze reactie lijkt niet alleen geworteld in het concept van de kinderopvang zelf, maar in een dieper verlangen om haar kleinkinderen...