Terwijl de natie zich verdeelde in Federalisten en Republikeinen, noemde elke groep de ander de slechtst mogelijke naam: ‘partij’. De meeste Amerikanen waren bang voor het idee van een feestje; Omdat ze geloofden dat een samenleving zich zou moeten verenigen om het algemeen belang te bereiken, hekelden ze partijen als groepen ambitieuze mannen die egoïstisch strijden om de macht. Erger nog, partijen waren gevaarsignalen voor een republiek; als partijen de politiek van een republiek domineerden, waren haar dagen geteld.
(As the nation divided into Federalists and Republicans, each group called the other the worst name possible: "party". Most Americans feared the idea of party; believing that a society should unite to achieve the public good, they denounced parties as groups of ambitious men selfishly competing for power. Worse, parties were danger signals for a republic; if parties dominated a republic's politics, its days were numbered.)
De opkomst van politieke partijen in de Verenigde Staten leidde tot een aanzienlijke kloof tussen de Federalisten en de Republikeinen. Elke factie bezag de ander met minachting en bestempelde hen eenvoudigweg als ‘partij’, wat als een denigrerende term werd beschouwd. Veel Amerikanen waren op hun hoede voor politieke partijen, omdat ze geloofden dat ze persoonlijke ambitie koesterden in plaats van het algemeen belang, en ze zagen ze als een bedreiging voor de eenheid die nodig was voor het voortbestaan van de republiek.
Deze angst kwam voort uit de overtuiging dat wanneer politieke partijen te veel invloed zouden verwerven, dit de fundamentele beginselen van een republiek in gevaar zou brengen. Het idee dat facties de aandacht zouden kunnen afleiden van collectieve doelen zorgde voor onrust over de stabiliteit en levensduur van het Amerikaanse bestuur, wat leidde tot wijdverbreide zorgen over de mogelijke achteruitgang van democratische waarden als partijen het politieke discours zouden blijven domineren.