Vóór het Human Genome Project gingen de meeste wetenschappers ervan uit, op basis van onze complexe hersenen en gedragingen, dat mensen ongeveer 100.000 genen moeten hebben; sommige schattingen liepen op tot 150.000.
(Before the Human Genome Project, most scientists assumed, based on our complex brains and behaviors, that humans must have around 100,000 genes; some estimates went as high as 150,000.)
Dit citaat benadrukt de verrassende ontdekking dat menselijke genomen veel minder genen bevatten dan eerder werd aangenomen: ongeveer 20.000 tot 25.000. Het onderstreept hoe ons begrip van genetica voortdurend evolueert, waarbij aannames op basis van de complexiteit van het fenotype worden uitgedaagd. De bevinding zet aan tot nadenken over hoeveel van onze biologische en gedragscomplexiteit wordt bepaald door factoren die verder gaan dan het aantal genen, zoals genregulatie en omgevingsinvloeden. Dit besef benadrukt dat biologische systemen ingewikkelder zijn dan ze op het eerste gezicht lijken, en moedigt wetenschappers aan om verder te kijken dan eenvoudige genentellingen om de menselijke biologie te begrijpen.