William S. Burroughs suggereert dat de domesticatie van katten afkomstig was van Egypte, waar hun aanwezigheid was gekoppeld aan de opslag van graan die knaagdieren aantrok. Desondanks wijst hij erop dat er geen bewijs is dat suggereert dat hetzelfde proces plaatsvond in de Maya -cultuur, ondanks de aanwezigheid van wilde katten. Deze visie op kattendomesticatie legt niet volledig de complexiteit van hun relatie met mensen vast.
Burroughs stelt dat katten niet alleen moeten worden gezien als praktische knaagdiercontrollers, omdat andere dieren deze taak effectiever uitvoeren. In plaats daarvan stelt hij voor dat katten historisch een rol hebben gespeeld als psychische metgezellen of vertrouwde, wat suggereert dat hun primaire doel altijd is geweest om emotionele en spirituele ondersteuning aan mensen te bieden in plaats van alleen plaagbestrijding.