In zijn boek, "The Cat Inside", drukt William S. Burroughs een sterke minachting uit voor de negativiteit geassocieerd met het haten van katten. Hij beschouwt dit sentiment als een weerspiegeling van een bredere, onaangename mindset die gesloten en ruw is. Burroughs benadrukt dat dergelijke haat een lelijke geest betekent die niet kan worden verzoend of gecompromitteerd. Hij suggereert dat deze houding diepgewortelde fouten in karakter en samenleving onthult.
de bewering van Burroughs benadrukt het belang van compassie en begrip jegens dieren, waarbij mensen aansporen om na te denken over de implicaties van hun gevoelens. Door kattenhaat te veroordelen, roept hij op tot een erkenning van vriendelijkheid en empathie en pleit hij voor het idee dat de behandeling van dieren door een persoon hun inherente waarden kan betekenen. De auteur moedigt lezers aan om een meer humaan perspectief te omarmen dat verhoogt in plaats van denigreert.