Hij noemde een dierbare vriend die Morrie had, Maurie Stein, die Morrie's aforismen voor het eerst naar de Boston Globe had gestuurd. Ze waren sinds het begin van de jaren zestig samen in Brandeis. Nu werd Stein doof. Koppel stelde zich de twee mannen op een dag samen, de ene kon niet spreken, de andere niet in staat om te horen. Hoe zou dat zijn? We zullen handen vasthouden, zei Morrie. En er zal veel liefde tussen ons passeren. Ted, we hebben vijfendertig jaar vriendschap gehad. Je hebt geen toespraak of gehoor nodig om dat te voelen.
(He mentioned a dear friend Morrie had, Maurie Stein, who had first sent Morrie's aphorisms to the Boston Globe. They had been together at Brandeis since the early sixties. Now Stein was going deaf. Koppel imagined the two men together one day, one unable to speak, the other unable to hear. What would that be like?We will hold hands, Morrie said. And there'll be a lot of love passing between us. Ted, we've had thirty-five years of friendship. You don't need speech or hearing to feel that.)
Mitch Albom reflecteert op de blijvende vriendschap tussen Morrie en Maurie Stein, die sinds hun dagen aan de Brandeis University in de jaren zestig een nauwe band hebben gedeeld. Terwijl Stein doofheid wordt geconfronteerd, stelt Albom een aangrijpend moment voor waarop de een niet kan spreken en de andere niet kan horen. Deze gedachte leidt tot een dieper begrip van hun verbinding.
Morrie stelt gerust dat ondanks het gebrek aan verbale communicatie, hun gevoelens voor elkaar nog steeds sterk zullen zijn. De essentie van hun vriendschap overstijgt woorden, waaruit blijkt dat liefde krachtig genoeg is om in stilte te bestaan.