In deze passage reflecteert het personage op de lengte van zijn zesde jaar, met het gevoel dat het voor onbepaalde tijd is uitgerekt. Hij worstelt met een gevoel van tijdloosheid en vraagt zich af of hij ooit de mijlpaal zal bereiken om zeven te worden. Dit sentiment vangt de perceptie van een kind van tijd, die vaak elastisch en langdurig kan aanvoelen, vooral als ze gretig anticiperen op iets belangrijks...