John Adams was zich er terdege van bewust dat zijn openhartige natuur hem impopulair maakte bij veel van zijn collega's, die hem vaak als overdreven zelfingenomen of arrogant beschouwden. Desondanks bleef Adams niet door zijn reputatie, en in plaats daarvan zag hij het als een validatie van zijn principiële houding. Hij geloofde dat zijn impopulariteit een toewijding aan zijn overtuigingen aangaf in plaats van een verlangen naar publieke goedkeuring.
Aldus beschouwde Adams zijn positie als een bewijs van zijn integriteit, met het gevoel dat zijn ontkoppeling van het populaire sentiment alleen zijn morele overtuiging versterkte. Hij was trots op het idee dat het staan van zijn overtuigingen hem de voorkeur kon kosten en deze vervreemding beschouwde als een teken van waar karakter tijdens de tumultueuze tijden die leidden tot de Amerikaanse onafhankelijkheid.