James Madison's tijd in zowel de staat als de federale overheid vormde zijn kijk op de Amerikaanse bevolking. Hij geloofde dat "de mensen" geen verenigde, altruïstische groep waren, maar eerder een complexe assemblage van concurrerende facties, elk aangedreven door hun eigen belangen en regionale zorgen. Dit bewustzijn van sociale fragmentatie bracht Madison ertoe de potentiële gevaren van demagogen te erkennen die deze divisies konden exploiteren voor hun eigen partijdige doelen.
De inzichten van Madison onderstrepen zijn perspectief op bestuur en de noodzaak van een sterk kader om factie te beheren. Hij pleitte voor een systeem dat de concurrerende belangen binnen de samenleving zou kunnen bemiddelen, met als doel een evenwicht te creëren dat zou voorkomen dat een factie het politieke landschap domineert. Volgens hem was een goed gestructureerde regering essentieel voor het handhaven van stabiliteit te midden van de diverse interesses die een democratische samenleving kenmerken.