Mannen kunnen afschuwelijk lijken als gezamenlijke stockcompanieën en naties; Knaven, dwazen en moordenaars kunnen er zijn; Mannen kunnen betekenen en magere gezichten; Maar de mens, in het ideaal, is zo nobel en zo sprankelend, zo'n groots en gloeiend wezen, dat over elke schandelijke smet in hem al zijn medemensen zou moeten rennen om hun duurste gewaden te gooien.
(Men may seem detestable as joint stock-companies and nations; knaves, fools, and murderers there may be; men may have mean and meagre faces; but man, in the ideal, is so noble and so sparkling, such a grand and glowing creature, that over any ignominious blemish in him all his fellows should run to throw their costliest robes.)
In Herman Melville's "Moby-Dick" reflecteert de auteur op de dualiteit van de menselijke natuur. Hij erkent dat hoewel mensen vaak onbetrouwbaar of basis kunnen lijken in hun acties en optredens, er een inherente adel en schittering binnen de mensheid blijft. Zelfs in aanwezigheid van negatieve eigenschappen zoals hebzucht of geweld, schijnt de ideale visie van de mens helder en biedt een diepere hoop voor onze soort.
Melville suggereert dat deze onvolkomenheden, ondanks de gebreken en tekortkomingen die in individuen of samenlevingen zijn gevonden, de onderliggende grootheid van de mensheid niet moeten overschaduwen. In plaats van ons te concentreren op het negatieve, moeten we de positieve aspecten vieren en ernaar streven de schoonheid te herkennen die binnen elke persoon bestaat. Dit perspectief stimuleert een meer medelevende kijk op de mensheid en spoort ons aan om elkaar te ondersteunen en te verheffen.