Niet willen leven ... wie stond de eerste op, 's ochtends, gewoon om je koud te voelen op zijn blote huid? Wie ging er de laatste voor het laatst naar bed toen ze geen vermoeidheid meer kon krijgen, om een beetje van de nacht te leven? Wie huilde al, denkend dat er zoveel kleine dieren waren, zoveel grasstrengen in de weide en dat we ze niet allemaal konden nemen?
(Not want to live ... Who got up the first, in the morning, just to feel cold on his bare skin? Who was going to bed the last last when she couldn't get fatigue any more, to live a little bit of the night? Who was already crying, thinking that there were so many little animals, so many strands of grass in the meadow and that we could not take them all?)
Dit fragment uit de "Antigone" van Jean Anouilh weerspiegelt een diep gevoel van existentiële contemplatie. Het vangt de worstelingen van individuen die geconfronteerd worden met de harde realiteit van het leven, zoals de kilte van het ochtendgloren en de eenzaamheid van de nacht. De vermelding van iemand die vroeg opstaat, gewoon om de kou te ervaren, benadrukt een diepgaande band met de natuur en het gevoel van kwetsbaarheid dat daarbij hoort. Het roept vragen op over het doel van het leven en de onvermijdelijkheid van verdriet dat erbij hoort.
De beelden van huilen om de talloze dieren en grassmessen in de weide suggereren een gevoel van verlies en de beperkingen van het bestaan. Het geeft een verlangen naar verbinding en een overweldigend bewustzijn van de schoonheid en kwetsbaarheid van het leven. Anouilh's schrijven vangt de contemplatieve staat van de mensheid, worstelen met hun emoties in een wereld vol met zowel verwondering als verdriet.