De auteur reflecteert op het aanhoudende lijden in Afrika, waardoor de wens uitgesproken is dat de onrechtvaardigheden uit het bestaan worden vastgesteld. Hij erkent echter dat een dergelijke fundamentele oneerlijkheid een blijvend aspect van het menselijk bestaan lijkt te zijn. Ondanks pogingen om deze ongelijkheden te bestrijden, blijven ze diepgeworteld, wat een grimmige realiteit benadrukt waarmee de samenleving moet worden geconfronteerd.
Temidden van deze strijd overweegt de auteur de benarde situatie van de arme, die ontberingen doorstaan gedurende hun vluchtige leven. Hij roept bezorgdheid uit over wat gezegd of gedaan kan worden om degenen die in armoede leven te troosten terwijl ze wachten op gerechtigheid of een betere kans, en benadrukt de urgentie van hun situatie en de beperkte tijd die ze hebben om het leven te ervaren dan het lijden.