Simeon reflecteert op zijn toekomstige ambities en erkent dat ze, ondanks hun indrukwekkende aard, zich vaag en ongrijpbaar voelen, net als beelden die worden verdoezeld door mist. Hij realiseert zich dat deze dromen tastbare substantie missen, waardoor het een uitdaging is om hun ware essentie te begrijpen. In plaats daarvan blijven ze als vage ideeën over potentiële kansen die voor ons lijken te liggen.
Dit gevoel van verlangen naar een betere toekomst is gebruikelijk, maar Simeon begrijpt dat deze visioenen vaak fluctueren en niet stollen. Elke aspiratie verandert in de loop van de tijd, waardoor het moeilijk is om de dromen die hij voor ogen heeft te bereiken of volledig te realiseren. Uiteindelijk erkent hij dat hoewel hij naar iets groters streeft, de aard van deze hoop ongrijpbaar en steeds veranderend blijft.