Iets dat mij mijn hele leven altijd heeft verbaasd, is waarom, wanneer ik speciale hulp nodig heb, de goede daad meestal wordt gedaan door iemand op wie ik geen aanspraak kan maken.
(Something that has always puzzled me all my life is why, when I am in special need of help, the good deed is usually done by somebody on whom I have no claim.)
Dit citaat benadrukt het fascinerende fenomeen altruïsme: hoe vreemden vaak tussenbeide komen om ons te helpen zonder enige verplichting of verwachting van wederkerigheid. Het raakt aan de onvoorspelbaarheid van vriendelijkheid en het menselijk vermogen tot vrijgevigheid die verder gaat dan persoonlijke banden. Dergelijke daden van onbaatzuchtigheid kunnen ons geloof in de menselijke natuur versterken en ons eraan herinneren dat oprecht mededogen vaak spontaan ontstaat, niet uit verplichting maar uit intrinsieke goedheid. Als we dit onderkennen, kunnen we ons inspireren om ook vriendelijk tegen anderen te zijn, en erop te vertrouwen dat er zelfs goedheid bestaat bij degenen die we het minst verwachten. Het onderstreept het belang van het waarderen van de vaak onzichtbare of niet opgeëiste daden van vriendelijkheid om ons heen.