De aalmoezenier in catch-22 worstelt met het concept van zonde en moraliteit terwijl hij nadenkt over zijn eigen acties. Hij erkent dat liegen en het verlaten van zijn verantwoordelijkheden als zonden worden beschouwd, maar hij ervaart een gevoel van vreugde en vervulling die zijn begrip van zonde als inherent kwaad in tegenspraak heeft. Dit interne conflict onthult een diepere strijd met zijn overtuigingen en de aard van moraliteit, wat de complexiteit van menselijke ervaring benadrukt.
Door een moment van inzicht rationaliseert de kapelaan zijn gedrag en overtuigt zichzelf dat als hij zich goed voelt, zijn acties niet echt zondig kunnen zijn. Deze beschermende rationalisatie dient als een coping -mechanisme voor het verzoenen van zijn gevoelens met zijn morele kompas. Heller gebruikt dit scenario om de absurditeiten van oorlog te illustreren en de manieren waarop individuen door hun geweten navigeren te midden van chaos.