De ontmoeting met Hapgood kwam tot stand omdat ik oom Alex had verteld dat ik zou kunnen proberen een baan te krijgen bij een vakbond nadat het leger me liet gaan. Vakbonden waren bewonderenswaardige instrumenten om toen iets als economische rechtvaardigheid van werkgevers af te persen. Oom Alex moet zoiets hebben gedacht: God help ons. Tegen domheid zelfs de goden strijden tevergeefs. Het is tenminste dat er een Harvard-man is met wie hij deze belachelijke droom kan bespreken. {Het was Schiller die dat voor het eerst zei over domheid en de goden. Dit was het antwoord van Nietzsche: tegen verveling zelfs de goden strijden tevergeefs.}
(The meeting with Hapgood came about because I had told Uncle Alex that I might try to get a job with a labor union after the Army let me go. Unions were admirable instruments for extorting something like economic justice from employers then. Uncle Alex must have thought something like this: God help us. Against stupidity even the gods contend in vain. Well-at least there is a Harvard man with whom he can discuss this ridiculous dream. {It was Schiller who first said that about stupidity and the gods. This was Nietzsche's reply: Against boredom even the gods contend in vain.})
De hoofdrolspeler overweegt een post-army carrière bij een vakbond, die hij beschouwt als een middel om economische billijkheid te bereiken. Zijn oom, Alex, heeft een pessimistische kijk op de kwestie en reflecteert op de uitdagingen van vechten tegen onwetendheid. De reactie van oom Alex suggereert een mix van bezorgdheid en ontslag in de richting van het idee, wat aangeeft dat zelfs intelligente discussies de naïviteit van dergelijke aspiraties mogelijk niet veranderen.
Het citaat benadrukt een filosofisch perspectief op de nutteloosheid van het bestrijden van menselijke tekortkomingen, met verwijzingen naar Schiller en Nietzsche onderstrepen het idee dat zelfs goddelijke krachten worstelen tegen de gebreken van de mensheid. Het gesprek met Hapgood lijkt een sprankje hoop te bieden voor intellectuele betrokkenheid te midden van de absurditeit van de ambities van de hoofdrolspeler.