Het probleem is dat we niet geloven dat we veel op elkaar lijken als we zijn. Blanken en zwarten, katholieke en protestanten, mannen en vrouwen. Als we elkaar als meer op elkaar zagen, zijn we misschien heel enthousiast om lid te worden van één menselijk gezin in deze wereld en om om die familie te geven zoals we om de onze geven.
(The problem is that we don't believe that we are much alike as we are. Whites and blacks, Catholic and Protestants, men and women. If we saw each other as more alike, we might be very eager to join in one human family in this world, and to care about that family the way we care about our own.)
Het citaat benadrukt een fundamentele kwestie van menselijke relaties, erop wijzend dat mensen vaak hun gedeelde overeenkomsten over het hoofd zien. In plaats van de overeenkomsten te herkennen, zijn verdeeldheid op basis van ras, religie en geslacht de neiging om te overschaduwen wat individuen verbindt. Dit gebrek aan bewustzijn kan leiden tot ontkoppeling en conflicten tussen verschillende groepen.
De auteur suggereert dat als mensen hun gedeelde mensheid zouden erkennen, ze een gevoel van eenheid en mededogen zouden kunnen bevorderen. Door anderen te zien als onderdeel van een groter menselijk gezin, zouden individuen meer geneigd zijn om voor elkaar te zorgen, waardoor dezelfde zorg die ze hebben voor hun directe geliefden aan de bredere gemeenschap.