De eenvoudige maatstaf voor gezond verstand in de huizenprijzen, betoogde Zelman, was de verhouding tussen de mediane huizenprijs tot inkomsten. Historisch gezien liep het in de Verenigde Staten rond 3: 1; Tegen het einde van 2004 was het nationaal gestegen tot 4: 1. Al deze mensen zeiden dat het bijna net zo hoog was in sommige andere landen, zegt Zelman. Maar het probleem was niet alleen dat het vier op één was. In Los Angeles was het tien op één en in Miami, acht-punts-vijf tot één.
(The simple measure of sanity in housing prices, Zelman argued, was the ratio of median home price to income. Historically, in the United States, it ran around 3:1; by late 2004, it had risen nationally, to 4:1. All these people were saying it was nearly as high in some other countries, says Zelman. But the problem wasn't just that it was four to one. In Los Angeles it was ten to one and in Miami, eight-point-five to one.)
In "The Big Short: Inside the Doomsday Machine" bespreekt Michael Lewis de stijgende huizenprijzen en hun implicaties voor de betaalbaarheid van woningen. Analist Zelman benadrukt dat een evenwichtige maatregel voor het beoordelen van de gezond verstand in de huizenprijzen de verhouding is van de mediane huizenprijs tot inkomsten, die historisch gemiddeld rond 3: 1 in de VS eind 2004 was, deze ratio was echter geëscaleerd naar 4: 1 landelijk, waardoor bezorgdheid over de stabiliteit van de woningmarkt werd opgebracht.
Deze verontrustende trend was niet uniform in het hele land. In steden als Los Angeles bijvoorbeeld, schoot de verhouding omhoog tot 10: 1, en in Miami was het 8,5: 1, wat duidt op ernstige betaalbaarheidsproblemen in deze markten. Zelman merkt op dat soortgelijke escalaties werden waargenomen in andere landen, met een belangrijke vraag over de duurzaamheid van deze prijsstijgingen en de toekomstige implicaties voor potentiële huiseigenaren.