De term Amerikaan, net als de term democraat, begon als een epitheton, de eerste die verwijst naar een inferieur, provinciaal wezen, de laatste voor iemand die naar de ruwe en hersenloze grillen van de massa pande.
(The term American, like the term democrat, began as an epithet, the former referring to an inferior, provincial creature, the latter to one who panders to the crude and mindless whims of the masses.)
De term "Amerikaan" droeg oorspronkelijk negatieve connotaties, wat een kleinere, provinciale figuur suggereert. Deze visie beeldde vroege Amerikaanse kolonisten uit als niet -geavanceerd en ontbrak de verfijning in Europa. Evenzo werd het label "Democrat" minachtend gebruikt om iemand te beschrijven die een beroep doet op de basiswensen van het publiek, wat een gebrek aan verfijning en diepte in het politieke denken benadrukt.
Naarmate deze termen evolueerden, veranderden ze in identificatiegegevens van trots en collectieve identiteit. De vroege spot geassocieerd met Amerikaans of een democraat maakte geleidelijk plaats voor een gevoel van verbondenheid en democratische idealen, wat de complexe geschiedenis weerspiegelt van een natie die zichzelf en zijn waarden wilden definiëren te midden van de revolutionaire veranderingen van zijn tijd.