Het geweldgeweld bestaat uit zijn inspanningen om het onuitsprekelijke te vangen en dus om het te vernietigen, om dat wat ongrijpbaar te houden voor taal te grijpen om als een levend wezen te werken.
(The violence of language consists in its effort to capture the ineffable and, hence, to destroy it, to seize hold of that which must remain elusive for language to operate as a living thing.)
Judith Butler, in haar werk 'Excable Speech: A Politics of the Performative', onderzoekt de complexiteit van taal en de inherente beperkingen ervan. Ze stelt dat taal beoogt ervaringen en concepten te verwoorden die vaak een precieze expressie zijn. In dit streven kan taal echter onbedoeld de essentie die het probeert over te brengen, te onderdrukken, omdat het probeert het onuitsprekelijke inkapselen.
Deze spanning benadrukt een paradox in communicatie: hoe meer we proberen om diepe ideeën te definiëren of te beschrijven door woorden, hoe meer we het risico lopen hun kernwaarde en vloeibaarheid te verliezen. Butler benadrukt de noodzaak voor het dynamisch zijn van de taal, wat suggereert dat het gedijt wanneer het zijn eigen beperkingen erkent en het ononderderbaar maakt om net buiten bereik te blijven.