De jongeman loopt alleen, snel maar niet snel genoeg, ver maar niet ver genoeg {gezichten uit het zicht glijden, paden in gescheurde restjes, voetstappen tikken fainner in steegjes}; Hij moet de laatste metro, de tram, de bus, de gangplanken van alle stoomboten vangen, zich registreren bij alle hotels, in de steden werken, de Wantads beantwoorden, de transacties leren, de banen opnemen, in alle kosthuizen live, in alle bedden slapen. Eén bed is niet genoeg, één baan is niet genoeg, één leven is niet genoeg. 'S Nachts zwemt hij met wensen, hij loopt alleen alleen.
(The young man walks by himself, fast but not fast enough, far but not far enough {faces slide out of sight, talk trails into tattered scraps, footsteps tap fainter in alleys}; he must catch the last subway, the streetcar, the bus, run up the gangplanks of all the steamboats, register at all the hotels, work in the cities, answer the wantads, learn the trades, take up the jobs, live in all the boardinghouses, sleep in all the beds. One bed is not enough, one job is not enough, one life is not enough. At night, head swimming with wants, he walks by himself alone.)
De jonge man wordt afgebeeld als een eenzame figuur in een bruisende stedelijk landschap, die snel beweegt maar zich onvoldoende voelt in zijn tempo en afstand. Hij haast zich om verschillende vormen van transport te vangen, navigeren door een stadsleven vol met vluchtige interacties en vervagende geluiden. Zijn reis weerspiegelt een bredere zoektocht naar vervulling, terwijl hij haastig zijn ambities achtervolgt te midden van de anonimiteit van de straten.
Gedreven door een gevoel van urgentie en een verlangen naar meer, herkent hij dat één baan, één bed of één leven niet voldoende is om zijn verlangens te bevredigen. Terwijl de nacht valt, bevindt hij zich alleen, worstelen met zijn ambities en het gewicht van zijn onvervulde wensen. Dit benadrukt de strijd om betekenis te zoeken in een tijdelijke wereld, waar verbindingen tijdelijk zijn en echte voldoening ongrijpbaar blijft.