Degenen die dicht bij ons staan, wanneer ze sterven, verdelen onze wereld. Er is de wereld van de levenden, die we uiteindelijk op de een of andere manier bezwijken, en dan is er het domein van de doden die, zoals een denkbeeldige vriend {of vijand} of een geheime concubine, constant wenkt, ons herinneren aan ons verlies. Wat is geheugen behalve een geest die op de loer ligt op de uithoeken van de geest, onze normale loop van het leven onderbreekt, onze slaap verstoort om ons te herinneren aan wat acute pijn of plezier, iets tot zwijgen gebracht of genegeerd? We missen niet alleen hun aanwezigheid, of hoe ze zich over ons vonden, maar uiteindelijk hoe ze ons konden voelen over onszelf of hen. {proloog}
(Those who are close to us, when they die, divide our world. There is the world of the living, which we finally, in one way or another, succumb to, and then there is the domain of the dead that, like an imaginary friend {or foe} or a secret concubine, constantly beckons, reminding us of our loss. What is memory but a ghost that lurks at the corners of the mind, interrupting our normal course of life, disrupting our sleep in order to remind us of some acute pain or pleasure, something silenced or ignored? We miss not only their presence, or how they felt about us, but ultimately how they allowed us to feel about ourselves or them. {prologue})
Het citaat reflecteert op het diepe gevoel van verlies dat wordt ervaren wanneer iemand dicht bij ons overlijdt. Het suggereert dat hun dood een kloof creëert tussen het rijk van de levenden en het rijk van de doden. Deze scheiding laat ons worstelen met herinneringen die spookachtig kunnen aanvoelen, verwant aan een geest die ons dagelijkse leven en gedachten verstoort en ons herinnert aan zowel vreugde als verdriet. Onze herinneringen aan...