Wat als hij dit kon zien, zijn eigen schedel, geel en geërodeerd? Twee eeuwen oud. Zou hij nog steeds spreken? Zou hij spreken, als hij het kon zien, de grijnzende, oude schedel? Wat zou hem zijn om te zeggen, om de mensen te vertellen? Welke boodschap zou hij kunnen brengen? Welke actie zou niet zinloos zijn, als een man naar zijn eigen oude, veroyeerde schedel zou kunnen kijken?
(What if he could see this, his own skull, yellow and eroded? Two centuries old. Would he still speak? Would he speak, if he could see it, the grinning, aged skull? What would there be for him to say, to tell the people? What message could he bring?What action would not be futile, when a man could look upon his own aged, yellowed skull?)
In Philip K. Dick's 'The Skull' worstelt de hoofdrolspeler met de existentiële implicaties van het zien van zijn eigen schedel, verouderd en vervallen na twee eeuwen. Deze gedachte veroorzaakt diepe introspectie over de betekenis van zijn leven en de aard van zijn bestaan. Geconfronteerd met de grimmige realiteit van zijn sterfelijkheid, vraagt hij de waarde van zijn woorden en acties. Zou het kennen van zijn lot communicatie zinloos maken?
Het beeld van de vergeelde, gebarsten schedel daagt hem uit om na te denken over welke erfenis hij kon achterlaten. Als hij deze herinnering aan zijn sterfelijkheid zou confronteren, roept dit de diepgaande vraag op wat, als er iets is, nog steeds waarde zou kunnen hebben. Deze reflectie opent een dialoog over menselijk doel en de betekenis van iemands stem in het licht van onvermijdelijk verval.