Want hoe weten we tenslotte dat twee en twee er vier maken? Of dat de kracht van zwaartekracht werkt? Of dat het verleden onveranderlijk is? Als zowel het verleden als de externe wereld alleen in de geest bestaan, en als de geest zelf controleerbaar is, wat dan?
(For, after all, how do we know that two and two make four? Or that the force of gravity works? Or that the past is unchangeable? If both the past and the external world exist only in the mind, and if the mind itself is controllable – what then?)
In de roman '1984' van George Orwell onderzoekt de tekst de fundamentele aard van de realiteit en de waarheid. Het roept diepgaande vragen op over de zekerheid van kennis en de betrouwbaarheid van percepties. De verteller overdenkt hoe we basiswaarheden kunnen vertrouwen, zoals wiskundige vergelijkingen of het bestaan van fysieke wetten, als ze slechts producten van onze geest zijn. Deze contemplatie suggereert dat ons begrip van de wereld kan worden vervormd door externe invloeden.
Het citaat benadrukt de kwetsbaarheid van onze greep op de realiteit, wat suggereert dat als zowel onze herinneringen als de externe wereld constructeerbaar zijn door onze gedachten, onze overtuigingen kunnen worden gemanipuleerd. Dit creëert een gevoel van onbehagen met betrekking tot de absolute aard van de waarheid en de realiteit, omdat het impliceert dat als de geest kan worden gecontroleerd, het ook zo kan begrip van het verleden en de wereld om ons heen.