Geef me een hete steenkool die helder rood gloeit, geef me een ember die sist van hitte, dit zijn de juwelen gemaakt van mijn bek. We vliegen tussen de vlammen en worden nooit gezongen, we duiken door de rook en krimpen nooit ineen. De geheimen van vuur, zijn vreemde wind, zijn woede, we kennen het allemaal terwijl het door bossen waait, door canyons, heuvels en naar beneden. We volgen het. We zullen het vinden. Neem kolen bij het pond. We zullen Yarp in het hart van de heetste vlam en brengen dan zijn kolen terug en maak ze tam. Want wij zijn de Colliers Brave en verder zijn we de uilen van de Colliering Chaw!
(Give me a hot coal glowing bright red, Give me an ember sizzling with heat, These are the jewels made from my beak. We fly between the flames and never get singed We plunge through the smoke and never cringe. The secrets of fire, its strange winds, its rages, We know it all as it rampages Through forests, through canyons, Up hillsides and down. We track it. We'll find it. Take coals by the pound. We'll yarp in the heart of the hottest flame Then bring back its coals an make them tame. For we are the colliers brave and beyond all We are the owls of the colliering chaw!)
Het gedicht weerspiegelt de avontuurlijke geest van de uilen, die dapper navigeren en gedijen temidden van de felheid van vuur. Ze beschrijven hun vermogen om hete kolen en sintels aan te pakken, met hun unieke relatie met vlammen. Ondanks de intense hitte en het gevaar, duiken deze moedige vogels door rook en volgen vuur, het aantonen van veerkracht en onverschrokken verkenning van hun omgeving.
De uilen zijn trots op hun kennis van de geheimen van het vuur en de onvoorspelbare aard ervan. Ze omarmen hun rol als 'colliers', die actief op zoek zijn naar kolen en het beheersen van de vlammen die ze tegenkomen. Dit gedurfde achtervolging benadrukt hun moed en verbinding met de elementaire krachten van de natuur, wat een fascinerend aspect van hun identiteit en doel in het wild benadrukt.