De spreker reflecteert op menselijke irrationaliteit en erkent een dieper inzicht in waarom het bestaat. Hij erkent dat zelfs degenen met nobele bedoelingen, zoals abolitionisten, vaak worstelen met de beperkingen van de realiteit en de natuur. Hun verlangen moet niet worden beperkt door scheppingswetten, maar eerder om de controle over te oefenen alsof ze zich in een positie van ultieme autoriteit bevinden.
Dit perspectief benadrukt een fundamenteel conflict in de menselijke natuur: de ambitie naar dominantie over de hele wereld, terwijl het worstelt met de inherente beperkingen die het leven oplegt. Het verlangen om deze beperkingen te overstijgen kan individuen ertoe brengen irrationeel te handelen, terwijl ze proberen de realiteit naar hun wil te buigen, vaak over het hoofd gezien de complexiteiten en regels voor het bestaan.