Het citaat weerspiegelt het idee dat gezegend zijn louter materiële bezittingen overstijgt; Het is fundamenteel een mentaliteit. Dit perspectief stelt individuen in staat om de aanwezige goedheid in de wereld waar te nemen, waardoor een waardering voor de diepere betekenissen van het leven wordt bevorderd. Het suggereert dat zegeningen gebonden zijn aan een verhoogd bewustzijn in plaats van alleen externe omstandigheden.
Bovendien omvat deze gemoedstoestand een visie op onvoorwaardelijke liefde en een begrip van de intrinsieke waarde van alle wezens. Door deze vooruitzichten te omarmen, kan men een groter gevoel van dankbaarheid en mededogen cultiveren, hun verbinding met anderen en de wereld om hen heen verbeteren.