De verteller reflecteert op een personage met de naam Fat, wat suggereert dat hij verlichting of de staat van een Boeddha heeft bereikt. De verteller gelooft echter dat het onthullen van dit aan vet misschien niet verstandig is. Het idee is dat ware verlichting zelf gerealiseerd moet zijn en door vet te vertellen, kan het zijn eigen ontdekkingsreis ondermijnen.
Dit perspectief benadrukt het belang van persoonlijke groei en begrip in iemands spirituele reis. De verteller impliceert dat het bewustzijn van iemands staat van verlichting van binnenuit zou kunnen komen in plaats van van externe validatie, waardoor het thema zelfontdekking in het verhaal wordt versterkt.