Ik haat Erma, ik zei tegen mama ... je moet compassie voor haar tonen ... ze voegde eraan toe dat je nooit iemand zou moeten haten, zelfs je ergste vijanden. Iedereen heeft iets goeds aan hen, zei ze. Je moet de verlossende kwaliteit vinden en daarvoor van de persoon houden. Oh ja? Zei ik. Hoe zit het met Hitler? Wat was zijn verlossende kwaliteit? Hitler hield van honden, zei mama zonder aarzeling.
(I hate Erma, I told Mom...You have to show compassion for her... She added that you should never hate anyone, even your worst enemies. Everyone has something good about them, she said. You have to find the redeeming quality and love the person for that.Oh yeah? I said. How about Hitler? What was his redeeming quality?Hitler loved dogs, Mom said without hesitation.)
In "The Glass Castle" deelt Jeannette Walls een aangrijpend moment tussen haar en haar moeder met betrekking tot mededogen en begrip. Jeannette drukt haar gevoelens van haat uit tegenover een vrouw genaamd Erma, waaraan haar moeder adviseert om zulke sterke negatieve emoties te herbergen, en benadrukt het belang van het vinden van verlossende kwaliteiten in iedereen, ongeacht hun acties. Dit gesprek weerspiegelt het geloof van haar moeder in onvoorwaardelijke liefde en empathie en spoort haar dochter aan om verder te kijken dan haat.
Jeannette daagt het perspectief van haar moeder uit door zich af te vragen of er een verlossende kwaliteit kan zijn in figuren zoals Hitler, bekend om zijn wreedheden. In een verrassende reactie wijst haar moeder erop dat Hitler een voorliefde had voor honden, wat aantoont dat zelfs de meest verachtelijke personages aspecten kunnen hebben die niet helemaal negatief zijn. Deze uitwisseling benadrukt het complexe thema van compassie verweven in het hele verhaal, toont de strijd tussen het begrijpen van de menselijke natuur en het herkennen van de pijn die door individuen wordt veroorzaakt.