Ik heb inderdaad in het algemeen opgemerkt dat, terwijl in protestantse landen de afvalligheid van het platonische christendom van de priesters naar het deïsme gaat, dit in katholieke landen naar het atheïsme gaat. Het is bekend dat ze tot de meest deugdzame mensen behoorden. Hun deugd moet dus een andere grondslag hebben gehad dan de liefde voor God.{}
(I have observed, indeed, generally, that while in protestant countries the defections from the Platonic Christianity of the priests is to Deism, in catholic countries they are to Atheism. , , , , are known to have been among the most virtuous of men. Their virtue, then, must have had some other foundation than the love of God.{})
Thomas Jefferson merkt een significant verschil op in de neiging van individuen om religieuze overtuigingen in protestantse en katholieke samenlevingen op te geven. Hij constateert dat mensen in protestantse landen doorgaans afglijden naar deïsme, dat een schepper erkent maar de georganiseerde religie afwijst, terwijl in katholieke landen de trend neigt naar atheïsme, een volledige afwijzing van theïsme. Deze observatie benadrukt de verschillende religieuze landschappen en de uiteenlopende reacties van individuen binnen deze contexten.
Bovendien beweert Jefferson dat veel mensen die bekend staan om hun deugdzaamheid niet noodzakelijkerwijs gemotiveerd werden door de liefde van God. Dit suggereert dat moreel gedrag kan voortkomen uit verschillende andere bronnen dan religieus geloof. Jeffersons reflecties benadrukken de complexiteit van de menselijke moraliteit en dagen het idee uit dat religieus geloof de enige basis is voor een deugdzaam leven.