Kamal ondervond een diep gevoel van angst en woede, niet alleen vanwege het gebrek aan respect voor leraren, maar voornamelijk vanwege zijn passie voor echt leren. Hij waardeerde ware kennis en vond dat beroepen geassocieerd met roem en grandeur vaak misleidend waren en diepte misten. Dit geloof kwam voort uit de geschriften van degenen die hij bewonderde, die bekritiseerde oppervlakkig succes en de leegte van dergelijke paden benadrukte.
Aan Kamal werd ware grootheid gevonden in het streven naar leren en de zoektocht naar waarheid. Hij verwierp uiterlijke vertoningen van macht en weelde als triviaal en frauduleus en beschouwde ze als vervalsingen die afbreuk deed aan de echte essentie van prestatie. Zijn perspectief werd gevormd door een overtuiging dat ware eer ligt in intellectuele bezigheden in plaats van in vluchtige wereldse onderscheidingen.