In dit droomverhaal beschrijft de spreker ontmoetingen met eigenaardige droomwezens, waaronder een kat met een lange nek en een doorzichtig lichaam dat doet denken aan een menselijke foetus. Ondanks dat je je niet zeker voelt over hoe je voor deze wezens moet zorgen, is er een diep bewustzijn van hun kwetsbaarheid en unieke behoeften. Dit weerspiegelt een innerlijk conflict van willen koesteren maar zich onvoldoende voelen tegenover het onbekende.
Een ander visioen betreft een klein kind met buitengewoon langwerpige ogen, in staat tot beweging en spraak, wie vraagt zich af: "Wil je me niet?" Dit benadrukt het aangeboren verlangen van de spreker om kwetsbare entiteiten te beschermen en te verzorgen. De tekst benadrukt de rol van de voogd, die taak is om hybriden en mutanten te beschermen, met name tijdens hun delicate kinderschoenen. Dit thema van toewijding onderstreept een sterke toewijding aan het koesteren van degenen die anders of gemarginaliseerd zijn.