Ruzie maken over eten en drinken, zonder scrupules of schaamte, geen onderscheid maken tussen goed en kwaad, niet proberen dood of letsel te vermijden, niet bang voor grotere kracht of voor grotere aantallen, gretig alleen bewust van eten en drinken - dat is de moed van de hond en het zwijn.
(Quarreling over food and drink, having neither scruples nor shame, not knowing right from wrong, not trying to avoid death or injury, not fearful of greater strength or of greater numbers, greedily aware only of food and drink - such is the bravery of the dog and boar.)
Dit citaat geeft op levendige wijze de rauwe en oerinstincten weer die vaak het gedrag van dieren aansturen, en weerspiegelt ook aspecten van de menselijke natuur. De vergelijking tussen de hond en het zwijn benadrukt entiteiten die primair worden gemotiveerd door basisbehoeften – voedsel en overleving – zonder rekening te houden met moraliteit of consequenties. Het benadrukt een vecht-of-vluchtmentaliteit, waarbij instinctiviteit en eigenbelang voorrang krijgen boven ethiek, wijsheid of onderscheidingsvermogen. Dergelijk gedrag kan, gezien in een bredere sociale context, worden gezien als een kritiek op menselijke neigingen wanneer het uitsluitend wordt gedreven door zelfzuchtige verlangens zonder morele overwegingen. Het suggereert dat ware 'moed' in zijn meest brutale vorm niet geworteld is in nobelheid of deugd, maar in het roekeloze streven naar onmiddellijke bevrediging en overleving, waarbij maatschappelijke normen of de potentiële schade aan zichzelf of anderen worden genegeerd. Dit perspectief daagt ons uit om na te denken over de hogere kwaliteiten die rationele wezens onderscheiden van louter instinctieve wezens. Het nodigt uit tot nadenken over hoe vaak mensen zich op dezelfde manier gedragen: gericht op onmiddellijke behoeften of verlangens, waarbij morele implicaties worden verwaarloosd en conflicten of schade worden riskeerd om persoonlijke bevrediging te bereiken. Door deze dierlijke eigenschappen te onderkennen, waarschuwt het citaat ook voor het potentieel van dergelijke neigingen om de samenleving in chaos of moreel verval te leiden als ze niet worden beheerst door rede, mededogen en ethische principes. Over het geheel genomen is het een grimmige herinnering aan de basisinstincten die gedrag kunnen domineren en aan het belang van het cultiveren van hogere deugden om deze te overstijgen.