In deze passage uit het "handboek" van Epictetus, kritiek op de auteur die gebrekkig redeneren die rijkdom of welsprekendheid gelijkstellen aan morele superioriteit. Hij benadrukt dat het claimen van een beter is op basis van materiële rijkdom of verbale vaardigheden, mist coherentie, waardoor de intrinsieke waarde van een individu geen rekening houdt. Rijkdom en welsprekendheid kunnen leiden tot vergelijkingen van externe attributen, maar ze definiëren niet de waarde of karakter van een persoon.
daarentegen benadrukt Epictetus de logische coherentie in het idee dat iemand met meer rijkdom grotere materiële dingen bezit, en iemand met een grotere welsprekendheid heeft een superieure expressie. Hij betoogt echter dat mensen niet alleen door hun bezittingen of spraak moeten worden gedefinieerd, omdat deze niet de essentie van hun wezen vastleggen. De ware waarde ligt verder dan oppervlakkige eigenschappen, wat een dieper moreel en filosofisch begrip suggereert van wat de waarde van een persoon vormt.