In deze passage gebruikt Epictetus de metafoor van een kudde herten om te illustreren hoe mensen vaak reageren op angst. Net zoals de herten blindelings vluchten en ten onrechte in gevaar brengen in plaats van veiligheid te zoeken, kunnen individuen in paniek raken en slechte keuzes maken onder invloed van angst. Ze kunnen verwarren wat hen echt bedreigt, wat leidt tot hun ondergang. Epictetus suggereert dat in plaats van bang te zijn voor de feitelijke gebeurtenissen van de dood of pijn, de irrationele angst van mensen voor die gebeurtenissen hen echt belemmert.
Epictetus benadrukt het belang van perspectief op angst, met het argument dat de dood zelf niet gevreesd moet worden, maar eerder de schaamte die wordt geassocieerd met het slecht geconfronteerd worden. Dit perspectief moedigt individuen aan om hun angsten te confronteren en de verwachting van pijn of falen hun acties niet te laten dicteren. Door te erkennen dat de angst voor deze ervaringen vaak groter en schadelijker is dan de ervaringen zelf, kan men een gevoel van vrijheid en empowerment vinden om te leven zonder de verlammende greep van angst.