In het citaat van Epictetus's 'The Golden Sayings of Epictetus' reflecteert de filosoof op de aard van het menselijk bestaan. Hij illustreert het idee dat mensen van voorbijgaande aard zijn, net als de uren in een dag. Deze vergelijking benadrukt onze tijdelijke plaats in de kosmos en het belang van het herkennen van onze beperkingen als dodelijke wezens.
Epictetus onderstreept dat, net zoals elk uur bestemd is om te komen en gaan, zo moeten we ook onze eigen sterfelijkheid en de eindige aard van onze ervaring accepteren. Dit perspectief nodigt uit om contemplatie te hebben over hoe we ons leven leven en de betekenis die we aan onze momenten hechten, waardoor we eraan herinneren om het meeste uit de tijd te halen.