De fragment benadrukt de wanhopige omstandigheden waarmee Indiaanse stammen worden geconfronteerd tijdens de Indiase oorlogen. De auteur wijst erop dat wanneer gezinnen zonder voedsel en middelen worden achtergelaten, het vanzelfsprekend is om hun toevlucht te nemen tot vechten om te overleven. Het citaat weerspiegelt de pijn en frustratie van deze stammen terwijl ze naar de rand worden geduwd en oorlog zien als hun enige optie in het licht van honger en wanhoop.
De auteur veroordeelt de acties die zijn ondernomen tegen indianen en beschrijft de situatie als een gruweldaad. Hij benadrukt dat alle stammen een soortgelijke benarde toestand delen om hun traditionele manieren van leven in het nauw gedreven, gejaagd en beroofd te worden. Deze weergave dient als een diepgaande kritiek op de behandeling van inheemse volkeren en dringt er bij lezers op aan de onrechtvaardigheden te herkennen waarmee ze tijdens een tumultueuze periode in de Amerikaanse geschiedenis werden geconfronteerd.