Ik deed de mensen pijn waar ik om gaf en beledigde degenen die ik niet deed. Ik sneed mezelf af van de ene persoon die dichter bij me was dan alle andere. Ik huilde totdat ik me niet eens bewust was toen ik huilde en toen ik dat niet was, huilde in liften en in taxi's en in Chinese wasseries, en toen ik naar de dokter ging, zei hij alleen dat ik depressief leek te zijn en een 'specialist' zou moeten zien. Hij schreef de naam en het adres van een psychiater voor mij op, maar ik ging niet.
(I hurt the people I cared about, and insulted those I did not. I cut myself off from the one person who was closer to me than any other. I cried until I was not even aware when I was crying and when I was not, cried in elevators and in taxis and in Chinese laundries, and when I went to the doctor he said only that I seemed to be depressed, and should see a "specialist." He wrote down a psychiatrist's name and address for me, but I did not go.)
De verteller reflecteert op een diep gevoel van isolatie en emotionele pijn, en onthult hoe hun acties zowel geliefden als vreemden negatief beïnvloedden. Ze erkennen de veroorzaakte pijn en beschrijven een diep verlies van verbinding met iemand die heel belangrijk is in hun leven, wat leidt tot frequent, ongecontroleerd huilen op verschillende openbare plaatsen. Deze emotionele onrust duidt op een worsteling met depressie.
Ondanks het herkennen van hun nood, aarzelt de verteller om professionele hulp te zoeken, ondanks dat hij wordt geadviseerd om een psychiater te zien. Deze terughoudendheid benadrukt een gemeenschappelijke barrière die velen tegenkomen bij het aanpakken van psychische problemen, met nadruk op een gevoel verloren en overweldigd te worden. De ruwe kwetsbaarheid illustreert de diepte van hun interne conflict.