De mensen uit de oorlogsindustrie zijn erg samen; ze weten precies wat ze willen; ze hoeven niet eens met elkaar te praten. De mensen uit de vredesindustrie zijn gewoon intellectuelen die heel kritisch op elkaar staan. Tenzij de vredesindustrie machtig is, zullen we altijd oorlog hebben. Zo simpel is het.
(The war industry people are very together; they know exactly what they want; they don't even have to talk to each other. The peace industry people are just intellectuals who are very critical of each other... Unless the peace industry is powerful, we're always going to have war. It is as simple as that.)
Dit citaat benadrukt het schril contrast tussen degenen achter de oorlogsmachine en degenen die pleiten voor vrede. De oorlogsindustrie lijkt verenigd, efficiënt en unaniem in haar doelstellingen, mogelijk gedreven door duidelijke financiële en geopolitieke belangen. Aan de andere kant worden de vredesvoorvechters afgeschilderd als gefragmenteerd, overdreven intellectueel en kritisch tegenover elkaar, wat hun vermogen om een verenigd front te presenteren belemmert. Het suggereert dat echte vrede strategische en collectieve inspanning vereist, waarbij macht en eenheid cruciaal zijn. Zonder een formidabele vredesbeweging kunnen conflicten voortduren, wat het belang van doelbewuste organisatie en kracht bij het nastreven van harmonie benadrukt. Als we hierover nadenken, onderstreept het de noodzaak van samenhangende actie in sociale en politieke inspanningen, vooral in complexe kwesties als vrede en oorlog.