Kurt Vonnegut Jr. reflecteert op de oorlog in Vietnam en beschrijft het als een misleidend conflict dat niet alleen resulteerde in verlies maar ook de rijken ten goede kwam. Hij merkt op dat voordat de oorlog eindigde, de muziek die in die tijd werd geproduceerd aanzienlijk verbeterde en een vorm van culturele troost bood te midden van de chaos. Vonnegut wijst erop dat de echte volgorde in Indochina pas werd bereikt nadat de VS was uitgezet.
Hij contrasteert dit met de huidige staat van oorlogvoering, wat suggereert dat moderne conflicten de al rijke nog meer verrijken. Door deze economische winsten als 'vooruitgang' in te fringen, bekritiseert Vonnegut het systeem dat oorlog laat dienen als een middel voor financieel voordeel, en benadrukt de absurditeit van dergelijke vooruitgang tegen de achtergrond van menselijk lijden.