In deze passage uit "The Golden Sayings of Epictetus", richt de filosoof het idee van macht en autoriteit aan zoals waargenomen door tirannen en onderdrukkers. Hij wijst erop dat deze cijfers kunnen geloven dat ze controle hebben over individuen vanwege fysieke omstandigheden en maatschappelijke status. Epictetus stelt echter dat een dergelijke waargenomen macht slechts een illusie is, omdat ware kracht ligt binnen het individu, niet beïnvloed door externe krachten.
Deze bewering daagt het idee uit dat iemands waarde en autonomie door anderen kunnen worden bepaald. In plaats daarvan benadrukt Epictetus dat individuen hun intrinsieke waarde moeten herkennen en niet moeten bezwijken voor de controle van degenen die autoriteit misbruiken. De boodschap is duidelijk: externe bedreigingen mogen zijn zelfgevoel of vrijheid niet verminderen.