Het personage reflecteert op de paradox van geluk en zijn relatie met sterfte. Hoewel geluk een wenselijke staat is, wordt het belastend wanneer het sterk de onvermijdelijkheid van de dood benadrukt. Dit besef leidt tot het in twijfel trekken van de waarde van vreugde als het gewoon dient om ons ultieme lot te benadrukken.
Het sentiment suggereert dat momenten van geluk vluchtig kunnen zijn en een dieper bewustzijn van de kwetsbaarheid van het leven kunnen oproepen. In plaats van puur opbeurend te zijn, kan geluk ons dwingen om ongemakkelijke waarheden over ons bestaan te confronteren, waardoor een conflict wordt gecreëerd tussen het verlangen naar vreugde en de acceptatie van onze sterfelijkheid.